Een lijfrente is een aanspraak op vaste en gelijkmatige periodieke uitkeringen die uiterlijk eindigen bij overlijden van degene die de uitkeringen ontvangt. De premies voor een lijfrenteverzekering, lijfrente­spaarrekening of lijfrentebeleggingsrecht zijn aftrekbaar in box 1 van de inkomstenbelasting, mits sprake is van een aantoonbaar pensioentekort. Premieaftrek is mogelijk voor de volgende drie soorten lijfrenten:
- oudedagslijfrente
- nabestaandenlijfrente
- tijdelijke oudedagslijfrente
Tip: Naast deze drie soorten is er nog een lijfrentevorm voor de oude dag: de overbruggingslijfrente. Sinds 1 januari 2006 is hiervoor geen premieaftrek meer mogelijk.
Premieaftrek
De aftrekbare lijfrentepremie kunt u als uitgaven voor inkomensvoorzieningen op uw box 1-inkomen in mindering brengen. De latere lijfrente-uitkeringen zijn belast tegen het progressieve tarief. De lijfrenteverzekeraar, bank of andere financiële instelling houdt meestal al loonbelasting in op deze uitkeringen. Deze loonbelasting kunt u dan weer verrekenen in de aangifte inkomstenbelasting.
Tip: De door u betaalde premies zijn in principe alleen aftrekbaar in het jaar van betaling. Niet alleen periodieke premies (maand, kwartaal, jaar) zijn aftrekbaar, maar ook een eenmalige koopsom.
Hoeveel premie u in aftrek kunt brengen, hangt af van het feit of u een aantoonbaar pensioentekort heeft. De hoogte van het aftrekbare bedrag moet worden bepaald aan de hand van de jaarruimte en/of reserveringsruimte. Voor berekening van de jaarruimte zijn uw inkomen en de pensioenaangroei van het voorafgaande kalenderjaar bepalend.
Voor 2017 bedraagt de aftrek in de jaarruimte maximaal € 12.598 (2016: € 12.355).
Tip: Het maximaal aftrekbare bedrag geldt voor al uw lijfrenteverzekeringen, lijfrentespaarrekeningen of lijfrentebeleggingsrechten tezamen.
Met de reserveringsruimte kunt u de nog niet gebruikte jaarruimte in een van de afgelopen zeven jaar alsnog benutten. Heeft u nog aftrekruimte over 2010 tot en met 2016, dan kunt u niet alleen de jaarruimte, maar ook de reserveringsruimte gebruiken om extra premies af te trekken. De maximale aftrek in de reserveringsruimte bedraagt € 7.110. Heeft u op 1 januari 2017 de leeftijd bereikt van 55 jaar en 9 maanden, dan wordt deze maximale aftrek verhoogd tot € 14.039.
Let op! U kunt de jaarruimte alleen benutten als u aan het begin van het jaar de AOW-leeftijd nog niet heeft bereikt. De reserveringsruimte vervalt niet bij het bereiken van de AOW-leeftijd.
Wel betaald, maar niet afgetrokken
Wat nu als u wel lijfrentepremies heeft betaald, maar u bent vergeten ze in aftrek te brengen of u had te weinig aftrekruimte? Hoofdregel is dat de uitkeringen wel gewoon belast zijn. Daarbij wordt via de zogeheten saldomethode wel (gedeeltelijk) rekening gehouden met de in het verleden niet in aftrek gebrachte premies of stortingen. Afhankelijk van het jaar zal dit gemaximeerd zijn tot een bedrag van € 2.269 (per jaar) aan niet in aftrek gebrachte premies.
Met de niet in aftrek gebrachte premies kan in de uitkeringsfase overigens alleen rekening worden gehouden als u een saldoverklaring van de Belastingdienst heeft. Om die aan te vragen bij uw belastingkantoor, zult u zelf een specificatie moeten opstellen van de per jaar betaalde, afgetrokken en niet-afgetrokken premies of stortingen. Bewaar dus alles goed, want de Belastingdienst heeft deze gegevens zelf niet beschikbaar.
Sancties bij afkoop
U mag een lijfrente niet tussentijds afkopen. Doet u dit wel, dan bent u over de opgebouwde waarde (de afkoopsom) van de lijfrenteverzekering belasting verschuldigd en 20% revisierente. Voorheen was belasting verschuldigd over minimaal de betaalde premies, ook als het totaal hiervan hoger was dan de werkelijk ontvangen afkoopsom (minimumwaarderingsregel). Dit is in de loop van 2015 gewijzigd. Voortaan betaalt u alleen belasting en revisierente over de afkoopwaarde van de lijfrente. Heeft u in uw aangifte inkomstenbelasting 2011, 2012, 2013 of 2014 een te hoog bedrag ingevuld in verband met de afkoop van een lijfrente omdat u bent uitgegaan van de minimumwaarderingsregel, dan kunt u bij de Belastingdienst een verzoek doen om ambtshalve vermindering.
Voor de afkoop van kleine lijfrenteverzekeringen wordt een uitzondering gemaakt. Is een dergelijke lijfrenteverzekering in het economisch verkeer niet meer waard dan € 4.316, dan bent u alleen belasting verschuldigd. De revisierente blijft achterwege.
Bancaire lijfrente
Sinds 2008 bent u voor een lijfrente niet meer afhankelijk van een verzekeringsmaatschappij. U kunt ook kiezen voor een bancaire lijfrente.
U spaart dan fiscaal vriendelijk voor uw oude dag op een geblokkeerde lijfrentespaarrekening bij een bank of een lijfrentebeleggingsrecht bij een beheerder van een beleggingsinstelling. Net als bij een lijfrenteverzekering zijn de premies of stortingen fiscaal aftrekbaar. De voorwaarden en condities voor premieaftrek zijn nagenoeg gelijk. Toch zijn er enkele belangrijke verschillen tussen een bancaire lijfrente en een lijfrenteverzekering.
Banksparen | Lijfrenteverzekering | |
Vroegtijdig overlijden | Tegoed in termijnen naar erfgenamen | Tegoed vervalt aan verzekeraar tenzij anders afgesproken/geregeld |
Levenslange uitkering | Einde uitkeringsperiode staat vast | Levenslange uitkering is mogelijk dan wel verplicht |
Wie ontvangt uitkering? | Rekeninghouder | Verzekerde |
Tip: Bij banksparen heeft u een langlevenrisico. De uitkeringen stoppen op een einddatum en niet pas bij overlijden. U kunt dit ondervangen door in de opbouwfase te kiezen voor een bancaire lijfrente en in de uitkeringsfase voor een lijfrenteverzekering.
Nettolijfrente
De afgelopen jaren zijn de nodige pensioenaanscherpingen ingevoerd. Een van die aanscherpingen is een aftoppingsgrens. Hierdoor is het loon waarover u jaarlijks pensioen kunt opbouwen voortaan beperkt tot € 103.317 (2017). Verdient u meer, dan kunt u voor het deel van het inkomen boven de aftoppingsgrens van € 103.317 met een nettolijfrente sparen voor een extra inkomen voor uw oude dag.
Tip: De nettolijfrente is een nieuwe spaarmogelijkheid op vrijwillige basis. Deze kan niet in eigen beheer worden gevormd. U kunt hiervoor terecht bij onder andere een verzekeraar of een bank.
Met de nettolijfrente kunt u een oudedagsvoorziening opbouwen die ongeveer overeenkomt met een jaarlijkse brutopensioenopbouw van 1,875% van uw gemiddeld verdiende arbeidsinkomen. De premies voor de nettolijfrente zijn niet aftrekbaar in box 1, maar de opgebouwde aanspraak is vrijgesteld in box 3. Ook de uitkeringen uit de nettolijfrente zijn te zijner tijd vrijgesteld van belastingheffing.
De nettolijfrente is echt bedoeld als inkomensaanvulling voor uw oude dag. Het is dan ook niet de bedoeling dat deze eerder wordt opgenomen. Wordt de nettolijfrente toch geheel of gedeeltelijk afgekocht of voor andere doeleinden gebruikt dan een oudedagsvoorziening, dan volgt er een sanctie. Het onterecht genoten box 3-voordeel wordt op forfaitaire wijze teruggenomen.
Kapitaalverzekering
In tegenstelling tot een lijfrente kunt u ook een kapitaalverzekering (levensverzekering) afsluiten als extra spaarpotje voor later. Daar waar een lijfrente periodieke uitkeringen kent, ontvangt een verzekerde bij een kapitaalverzekering op de einddatum (bij leven of overlijden) een bedrag ineens.
Sinds 2001 vallen dergelijke kapitaalverzekeringen in box 3. De waarde van de kapitaalverzekering wordt jaarlijks belast in deze box.
Let op! Voor een bestaande kapitaalverzekering die u op of vóór 14 september 1999 heeft afgesloten, is in box 3 een vrijstelling van toepassing van maximaal € 123.428. De looptijd van de verzekering mag dan tussentijds niet zijn verlengd en het verzekerde kapitaal niet verhoogd. Heeft u het hele jaar dezelfde fiscale partner, dan geldt een gezamenlijke vrijstelling van € 246.856.
Het is ook mogelijk om een kapitaalverzekering (levensverzekering) bij uw eigen bv af te sluiten. Sinds 1 januari 2001 is dat fiscaal niet meer echt aantrekkelijk. Deze verzekering valt voor u namelijk dan niet in box 3, maar in box 1 onder de terbeschikkingstellingsregeling (zie paragraaf 2.5 Tbs-regeling). Dat betekent dat u jaarlijks belasting moet betalen tegen het progressieve tarief (maximaal 52%) over het verschil tussen de waardeaangroei van de verzekering en de door u betaalde premie in dat jaar.
Stamrechtperikelen
Aangezien een stamrecht ook een soort lijfrente is, mag deze hier niet ontbreken. Veel dga’s hebben in het verleden hun ontslagvergoeding (gouden handdruk) omgezet in een recht op periodieke uitkeringen en dit stamrecht ondergebracht in een bv, om zodoende gebruik te maken van de stamrechtvrijstelling.
Let op! Met ingang van 2014 is de stamrechtvrijstelling voor nieuwe gevallen niet meer mogelijk. Wie nu een ontslagvergoeding ontvangt, moet hierover direct afrekenen.
Heeft u in het verleden uw ontslagvergoeding ondergebracht in een stamrecht bij de bv, dan kunt u nog blijven profiteren van de oude regels. Het stamrecht kan, zoals destijds is afgesproken in de stamrechtovereenkomst met uw bv, verspreid worden uitgekeerd. De belastingdruk wordt dan verdeeld over een langere periode. Het stamrecht moet wel uiterlijk in het kalenderjaar waarin u de AOW-leeftijd bereikt periodiek gaan uitkeren.
Wellicht heeft u in 2014 uw stamrecht in één keer volledig laten uitbetalen en zodoende gebruikgemaakt van de 80%-regeling. In dat geval was slechts 80% van het bedrag belast in box 1 in plaats van het volledige bedrag. Bovendien was u geen (20%) revisierente verschuldigd.
Tip: Ook nu mag u uw stamrechtaanspraak geheel of gedeeltelijk op een eerder moment laten uitkeren. Deze wordt dan wel voor 100% belast. Er is echter géén revisierente verschuldigd.
Enkele kanttekeningen bij het geheel of gedeeltelijk eerder laten uitkeren van de stamrechtaanspraak zijn wel te maken. Vaak is dit niet voordelig, maar soms wel. Dit hangt onder andere af van de looptijd en het rendement. Mocht u het stamrecht geheel of gedeeltelijk eerder willen opnemen, bedenk dan dat u moet afrekenen over een fors bedrag en, afhankelijk van de hoogte van de uitkering, tegen een toptarief van 52%. De middelingsregeling in de inkomstenbelasting kan eventueel nog leiden tot een verlaging van de belastingheffing.
Wees er ook op bedacht dat uw bv voldoende dekking moet hebben om het stamrechtkapitaal uit te keren. Het geld zal vaak vastzitten in de bv, waardoor de benodigde cash ontbreekt. Hou er ook rekening mee dat bij eenmalige opname uw pensioenpotje aanzienlijk kan slinken. Misschien wilde u juist het stamrecht wel gebruiken als aanvulling op uw oudedagsvoorziening.
Let op! Het zo maar klakkeloos opnemen van de stamrechtaanspraak is er niet bij. Niet de waarde op de balans, maar de afkoopwaarde bepaalt uiteindelijk welk bedrag belast is bij de opname van het stamrecht. Daar gaat een ingewikkelde berekening aan vooraf.
Tip: STAPPENPLAN PENSIOENEN EN LIJFRENTEN
1. Pensioen opgebouwd in eigen beheer? Maak een weloverwogen keuze.
2. Zorg dat u vóór 1 juli 2017 alle benodigde handelingen heeft verricht die nodig zijn om de verdere opbouw van het pensioen in eigen beheer stop te zetten, zoals het premievrij maken van het pensioen en het aanpassen van de pensioenbrief.
3. Kiest u voor afkoop van uw pensioen in eigen beheer of de omzetting in een oudedagsverplichting, dan zal uw partner hierover goed moeten worden geadviseerd. Het verdient de voorkeur dat dit door een andere adviseur gebeurt dan uw eigen accountant of belastingadviseur.
4. Zorg ervoor dat op het informatieformulier naar de Belastingdienst de handtekening van uw (ex-)partner niet ontbreekt.
5. Houdt u het pensioen in eigen beheer in stand, wees dan extra alert wanneer u dividend gaat uitkeren. Er moet voldoende vermogen in de bv overblijven.
6. Is het mogelijk en gewenst om uw stamrechtaanspraak geheel of gedeeltelijk eerder uit te keren, bekijk dan of u met de middelingsregeling in de inkomstenbelasting wellicht de belastingheffing nog wat kunt verlagen.
Deel dit bericht: